IJzertijd

IJzertijd 800-12 v. Chr.

In de IJzertijd werd er veel gebruik gemaakt van ijzer. IJzer heeft een paar voordelen ten opzichte van brons:

  • het is harder, dus beter geschikt voor wapens en gereedschap
  • het is makkelijker te bewerken
  • het is makkelijker te repareren
  • de grondstof ervoor komt op veel meer plaatsen voor
  • het gaat langer mee

De voordelen zorgden ervoor dat ijzer werd gebruikt voor allerlei wapens (vooral het zwaard) en gereedschap. Het minder belangrijke brons werd omgesmolten tot sieraden en siervoorwerpen (vooral armbanden en paardentuig). Maar de productie van ijzer is moeilijker dan die van brons, omdat er hogere temperaturen nodig zijn voor de productie en bewerking ervan.

Via handel kwamen er nog andere voorwerpen naar Nederland. Opvallend zijn de zogenaamde bronzen situlae (emmers) die in Centraal-Europa werden gemaakt om wijn te mengen met water (een typisch Romeins/Grieks gebruik). Er zijn in Nederland negen exemplaren gevonden.

Ongeveer 250 v Chr., in de late ijzertijd, is er sprake van invoer van glas. Er worden glazen armbanden gemaakt. Al voor het begin van onze jaartelling waren de ijzertijd-mensen in Nederland in staat zelf glas te vervaardigen en er voorwerpen van te blazen!

De IJzertijdboeren woonden in langgerekte huizen van hout, waar mens en vee onder één dak leefden. Als een huis na ongeveer één generatie onbewoonbaar was geworden, werd er verderop een nieuwe gebouwd. Het oude huis werd waarschijnlijk niet afgebroken, maar zo lang mogelijk gebruikt voor andere doeleinden. Zo verschoof een nederzetting in de loop der tijd door het landschap. In de ijzertijd hebben toch grote verhuizingen plaats gevonden ten gevolge van klimaatveranderingen. Enorme zandverstuivingen maakten het bestaan op zandgronden erg moeilijk; mensen trokken naar andere streken bijvoorbeeld aan de overkant van de IJssel.

De doden werden echter begraven op één centraal grafveld dat van generatie op generatie in gebruik bleef. Vooral daar zoeken archeologen dan ook naar aanwijzingen voor de hiërarchie binnen de ijzertijdsamenlevingen. In de vroege IJzertijd moeten er in Zuid-Nederland machtige heren hebben rondgelopen. Sommigen graven bevatten rijkversierde voorwerpen die uit zuidelijker streken waren geïmporteerd. De bewoners van Noord-Nederland hadden daarentegen vooral contacten met Duitsland en Scandinavië.